Pageviews vorige maand

woensdag 4 mei 2011

In gesprek met jeugdauteur Johan Vandevelde uit Sint-Pieters-Woluwe

Interview jeugdauteur Johan Vandevelde
copyright foto: Geneviève Deleu

Door Ellen Braet


Johan Vandevelde, geboren in Laken en getogen in Sint-Pieters-Woluwe, voltooide zijn filmstudies aan het Brusselse RITS en was een poos actief scenarist voor het productiehuis MMG. Hij werkte mee aan de stripalbums gebaseerd op de reeks Windkracht 10, en maakte deel uit van het schrijversteam van VRT-reeks Flikken. In 2000 debuteerde hij als jeugdauteur. Zijn jeugdromans, die zich vooral in het fantasy, sciencefiction en griezelgenre situeren, worden uitgegeven bij Abimo.


Kan je iets vertellen over ‘leven in Sint-Pieters-Woluwe’ ?
Johan: Ik groeide op in de Bosstraat van Sint-Pieters-Woluwe waar ik nog steeds woon en dook van jongs af aan met mijn neus in de boeken. Niet ver te zoeken hoor, mijn beide ouders zijn licentiaat vertalers en ons huis puilt uit van het leesvoer. Jeugdlectuur was er steeds in overvloed: het ‘Fantasy-pareltje’ Het oneindige verhaal van de Duitse auteur Michael Ende, Snokkel van de andere planeet door J.B. Priestley, SF-verhaal De solplaneten bedreigd door Son Tyberg zijn er maar enkelen opgesomd.

Fantaseren vond ik ook veel interessanter dan huiswerk maken. Op school, in de lokalen van De Zonnewijzer en later het Koninklijk Atheneum, droomde ik wel vaker gezellig weg.

In ieder geval heb ik altijd het gevoel gehad in een grootstad te leven -ook al heeft deze gemeente iets van een kruising tussen de stad en het platteland- en eerlijk gezegd bevalt mij dit niet. Geef mij maar den buiten.

Toch bood me dit gegeven inspiratie, zoals voor mijn debuut De Tijdspoort waarin het hoofdpersonage in een futuristische grootstad met lichtjes en torens woont, kortom een setting die een technologische sfeer uitademt.

Herinner je je een leuke anekdote uit die tijd?
Johan: In het laatste jaar van het middelbaar, begin jaren ’90, zat ik in een richting die uit drie leerlingen bestond. Uiteraard hadden we de meeste lessen wel samen met andere klassen, maar een paar lessen waaronder geschiedenis en aardrijkskunde hadden we alleen met ons drietjes. Dan nam de leerkracht ons tijdens de les wel eens mee op locatie om het een en ander te verduidelijken. We hadden een les over residentiële wijken of zoiets en onze leerkracht nam ons mee naar de Corniche Verte, op hooguit vijfhonderd meter van de school. Dat is een heel chique buurt met kasten van villa's en Ferrari's op de oprit. Terwijl we daar door de straten liepen en onze leerkracht het ene huis na het andere aanwees, maakten wij nota's. Op gegeven moment komt daar een Golf GTI van de rijkswacht afgereden en stopt naast ons. Die agenten beginnen ons uit te vragen wat we hier aan het doen zijn en waarom. Blijkbaar vond een van de bewoners van de Corniche Verte ons gedrag hoogst verdacht en had die de politie gebeld. Gelukkig geloofden ze het verhaal van onze leerkracht. (lacht)

Hoe ga jij te werk als je aan een nieuw boek begint?
Johan: In de eerste plaats doe ik grondige research. Zeker wanneer het verhaal zich afspeelt in een bepaalde stad in een bepaalde periode. Zo kan ik de authentieke sfeer van een metropool in die periode zo gedetailleerd mogelijk weergeven.

Het Kronosproject speelt zich deels af in het Brugge van de 15de eeuw. Ik dook het Stadsarchief in en heb oude kaarten opgezocht om te zien welke gebouwen waar stonden. Zo ontdekte ik dat tal van zaken nu niet meer bestaan, enkel nog op schilderijen.

De Waterhalle heeft zo bijna 500 jaar aan de oostkant van de Grote Markt gestaan. Het verdween aan het eind van de 18de eeuw.

Bij boeken als Na het licht bezocht ik de Verenigde Staten op virtuele wijze dankzij Google Earth en Google Street view. Op die manier hoefde ik daar niet heen te gaan. Ik ging ook minutieus het kaliber van de beschreven wapens na en de gebruikte patronen, om de wapenliefhebbers niet voor de borst te stoten. Voor Toxine, een griezelverhaal over zombies, deed ik onderzoek naar de manier waarop lijken ontbinden. Ik begaf me op het terrein van de forensische wetenschap en benutte handleidingen voor politieagenten waardoor je doodsoorzaken leert te achterhalen. Gelukkig bestaan er ook zaken zoals gidsen voor schrijvers over het realistisch beschrijven van verwondingen of sterfgevallen.

In de volgende fase ga ik de structuur van het verhaal vastleggen. Toegegeven dat ik op dit gebied mijn mosterd uit de lessen van het RITS haal en dat je bij mijn werk van een eerder filmische opbouw kan spreken. Deze kennis is gebaseerd op de 3-akt-structuur van Aristoteles, grosso modo: begin, midden en einde schematiseren. De plot vastleggen sluit niet uit dat je die af en toe opnieuw uittekent, tekst is immers een levende materie.

Personages dienen uiteraard ook ontwikkeld te worden. Hier zijn beproefde technieken voor. Je moet zoveel mogelijk kenmerken van jouw karakters op papier zetten. Op één voormiddag kan je eigenlijk een volledig personage uitwerken. Eén van mijn favoriete personages is Frederik uit Gruwelhotel. Via hem kon ik het autisme op een realistische manier weergeven, in een gefantaseerd griezelverhaal.

Daarna begin ik aan het neerpennen zelf. Iedere werkdag werk ik de hele voormiddag. De rest van de dag doe ik andere zaken zoals fanmails beantwoorden of lezingen geven. Je moet rekenen dat ik voor een deel van Elfenblauw bijvoorbeeld toch een anderhalf jaar werk heb.

Welke thema’s laat je doorheen jouw oeuvre aan bod komen?
Johan: Autisme, vriendschap, pesten, homoseksualiteit zijn enkele van mijn topics.
Het beste voorbeeld van een kernboodschap uit één van mijn werken die ik je kan meegeven, is aan de hand van een quote die past bij het boek Jaspers vlinder. Die luidt: “Wees een vlinder, toon je kleuren aan de wereld, maar laat je niet vastspelden”. Ik tracht zaken zoals homoseksualiteit of autisme realistisch weer te geven, maar schets ook het gepest dat hier mee gepaard kan gaan. Op die manier tracht ik jongeren toch te sensibiliseren.


Kan je iets meer vertellen over de genres waar jij over schrijft?
Johan: De roots van fantasy zijn geënt op oude Europese legendes & sages. Tolkien haalde hier de mosterd voor zijn Lord of the Rings-verhaal. Mijn reeks Elfenblauw is een schoolvoorbeeld van ‘fantasy pur sang’.

Sciencefiction is op de wetenschap geënt en gaat vaak over ontdekkingen die nog niet bestaan. Er is een permanente kruisbestuiving tussen sciencefiction auteurs en wetenschappers. Het is dankzij SF-auteurs dat bepaalde zaken nu uiteindelijk echt bestaan. Zo beschreef Jules Vernes een duikboot in zijn boek Twintigduizend mijlen onder zee in 1870. Vandaag bestaat deze.
De Tijdspoort en Het Kronosproject horen binnen deze schrijfstijl thuis. Tijdmachines of zwaarbewapende robots? SF exploreert de grenzen van wat misschien ooit wel eens realiteit zal zijn.


Welke boeken staan nog op stapel?

Johan: Deel 3 van Elfenblauw en het werk Robin Roover en het geheim van Lingerton Castle, dat ik samen met de Duitse schrijver en illustrator Martin Muster schreef. Het laatst genoemde is een jeugddetective in de stijl van The famous five van Enid Blyton. Het verhaal ademt een middeleeuwse sfeer uit en neemt plaats in het fictieve dorpje Lingerton Cove. Het boek verschijnt in oktober.

Je werkte voor je carrière als jeugdauteur een tijd voor het productiehuis MMG en schreef mee aan de TV-serie Flikken. Waaruit haalde je inspiratie?
Johan: Ik ging praten met Gentse politieagenten en een paar keer ging ik mee op pad. Mee patrouilleren, naar een beladen voetbalmatch of naar een I love Techno fuif. Op zo een feest houden agenten in burger (spotters) mogelijke drugstransacties in het oog. Drugsdealers werden dan op heterdaad betrapt en meegenomen voor ondervraging. Bij de briefing vooraf en debriefing achteraf was ik ook telkens present. Na zo’n avondje stappen hadden wij genoeg materiaal om een aflevering te schrijven.